Marco Roelofs over de Heideroosjes, Eindhoven en meer – Deel 2
Waar zijn we ook alweer gebleven? Als je middenin het verhaal valt, dan kan je hier Deel 1 lezen. De Heideroosjes waren opgehouden en Marco Roelofs stond op het punt een nieuwe stap te zetten in zijn loopbaan. In het diepe welliswaar.
De verwarming tikt nog steeds af en toe. Een mooie speciale editie van een Metallica plaat ligt opd e platenspeler, terwijl we verder terugkijken in het verleden.
Opnieuwe beginnen en blijven werken
Je geeft aan dat het stiekem zwaarder was om te stoppen met de band dan je eigenlijk dacht. In plaats van even pas op de plaats maken ging je gewoon door en liepen er al plannen, toch?
“Ja, dat had ik allemaal al heel rationeel uitgestippeld. Ik had mijn theatertour al geboekt en het is eigenlijk knotsgek dat je twee afscheidsshows speelt in de Ancienne Belgique in het weekend en dan op dinsdag je generale repetitie voor je theatershow hebt. Die was, ironische genoeg, in OJC Cartouche in America, waar de Heideroosjes de allereerste show speelden. De eerstvolgende zaterdag stond de eerste show in theaterzaal Walhalla in Rotterdam gepland. De week ervoor vroeg de regisseuse van de theatershow me of ik eigenlijk teksten had voor tussen mijn nummers gedurende de show. Ik haalde mijn schouders op, nee, die had ik niet. Ok, dat was dus not done in het theater, daar moet de hele avond uitgedacht zijn en een betekenis hebben. Dus daar zat ik ondertussen ook nog eens midden in. Kortom, de ‘week from hell’ dus. Je vraag je dan af wat je jezelf aan doet, maar je gelooft ook dat het leven helemaal maakbaar is. Dat alles kan.”
“Er zijn mensen, die zoeken hun hele leven naar betekenis, naar iets wat zij echt willen doen. Ik heb het geluk gehad dat ik dat vond op mijn 14de in muziek en met drie jongens die hetzelfde voelden. Alle dromen die we hadden, alle doelen die we onszelf stelden, dat lukte allemaal. Hey, ik wil een plaat maken op Epitaph, want op dat label zaten al mijn helden. Dat lukte! Ik zou echt een keer in Amerika willen toeren, dat lijkt me vet. Dat lukte! De Misfits, zou ik daar niet een keer mee kunnen toeren? Tingeling, hey, it’s Jerry Only, wanna support the Misfits on tour in Europe? Yes, gelukt! Plaat masteren in de Abbey Road studio, waar de Beatles platen maakten, gaan we gewoon doen. Ik wil spelen in Japan. Ok, gaan we dat ook doen. Op een gegeven moment ging alles vanzelf. Je gelooft dat wat je maar bedenkt lukt, dus vergeet je dat het leven zo niet in elkaar zit. Ik was een zondagskind, mijn leven kende eigenlijk geen tegenslagen. Maar dan valt je band weg en ineens moet je gewoon een baan zoeken, en weer bij nul beginnen. Daar was ik niet op voorbereid, dus het was heel goed om heel snel weer normaal te worden.”
Ik heb je ooit gesproken over onze gedeelde waardering voor Henry Rollins. Als ik je hoor praten over die transitie en die drang om gewoon te blijven werken, dan klinkt dat heel erg zoals hij alles aanvliegt. Is het voor jou ook zoiets van zorg dat je bezig blijft, want dat is goed?
“Ik ben inderdaad een bewonderaar. Henry Rollins was ook een skinny kid die met een portie mazzel in een band terecht kwam. Een couveuse kindje, dat op een dag ging trainen, spieren kreeg en in zichzelf ging geloven. Dus dat heeft mij geïnspireerd en dat heb ik ook zeker wel nagedaan. Ik kreeg zelf te horen van de fysiotherapeut, waar ik naar doorverwezen was voor rugpijn, dat ik te weinig spiermassa had en dat ik gebouwd was als een vrouw. Ik moest maar gaan trainen, maar dat zag ik natuurlijk niet zitten. De sportschool was voor foute types (Sjonnie en Anita anyone, red.), maar als Henry Rollins het deed, dan ik ook. Henry Rollins zegt, ‘Ik ben maar een gemiddeld talent’, maar zijn motto daarbij heb ik omarmt. Harder werken dan de rest, en dat is wat we met de Heideroosjes ook altijd hebben gedaan.”
“We waren ook niet de beste muzikanten van het dorp. De betere muzikanten voelden duidelijk wel wat jaloeie. ‘Die hele Metallica plaat, die kén ik van voor tot achter naspelen en ik sta hier in de soos en jullie met die drie kut-akkoorden op Pinkpop, hoe kan dat’. Naja, die zat dan de hele dag te blowen en wij stonden in het kippenhok te repeteren. Die drie akkoorden weliswaar, maar de volgende morgen gaan we weer repeteren tot we die drie akkoorden beter spelen dan wie dan ook. Ik geloof ook altijd dat hard werken word beloond. Ik zeg wel dat ik een zondagskind was, maar wel een die zeven dagen per week keihard werkte. Henry Rollins kan dat heel mooi vertellen, maar het is een soort mindset, waar ik zeker in geloof.”
Je bent zelf ook weer van alles gaan doen natuurlijk na de Heideroosjes. Schrijven, muziek maken, theater… Is dat allemaal het pakken van kansen of ik wil alles gedaan hebben?
“Ik pak wel alles aan ja. Dat probeer ik nu minder te doen, omdat ik bij de Effenaar werk en gewoon op kantoor moet zijn en dat kost ook veel energie. Maar ik voel me ook snel uitverkoren of vereerd als ik een kans krijg, want ik ben niet het grootste talent. Er zijn mensen die elke dag met de fiets naar de fabriek gaan en die kans niet krijgen, dus voel ik dat ik die moet pakken. Misschien is dat het oude katholieke in mij. Ik ben het allemaal niet waard, heer. Het is geen schuldgevoel, maar een soort nederigheid. Ik kom uit een heel liefdevol gezin, maar wel een waar normaal doen gek genoeg is. Boven het maaiveld uitkomen, daar moet je mee oppassen. Laten zien dat je hard werkt, want het is nooit een beroepskeuze geweest. Als kind was ik al aan het tekenen, mijn eigen krantjes aan het maken… Ik was me altijd aan het uiten, maar in mijn studiekeuze kwam dat allemaal niet terug. Het was de MEAO of de MTS, dus administratief of technisch. Alles waar ik een beetje goed in was, dat was niet waar alle grote mensen om me heen mee bezig waren. Ik heb dus mijn eigen kansen gecreëerd en ben altijd gedreven om mijn eigen levensstijl te volgen en te bewijzen dat je het dorp uit kunt komen. Nu is dat niet meer zo’n ding, maar rond mijn 20ste was dat erg belangrijk.”
Toen ben je ook bij de Effenaar terecht gekomen. Hoe is dat gegaan?
“Ik woonde in Amsterdam en wilde samen gaan wonen met mijn meisje, maar zij wilde niet naar Amsterdam komen. Dus een uitdaging. Tot dat moment was het iedere keer in relaties dat bij dat soort spanningen ik er vandoor ging. Dit keer wilde ik dat anders doen. Dat was één ding, maar het andere is dat ik nog in die bobslee zat. Ik was eigenlijk hetzelfde aan het doen met theatershows, maar doorgaan en dit keer in mijn eentje. Theater maken is zwaar, het vraagt veel van je. Dus ik moest keuzes maken en er echt uitstappen. Programmeur bij de Effenaar, misschien moest ik zoiets gaan doen? Ze zochten iemand dus ben ik gaan praten met Robert (Schaeffer). En zo is dat gegaan, en Eindhoven is mooi in het midden tussen Amsterdam en Limburg en ook gewoon een gave stad.”
“Ik ging dus het podium af en eigenlijk naar achter de schermen. Het heeft zeker tijd gekost om mijn plek te vinden, ook in een nieuwe stad. Een nieuwe programmeur, stel het is Jos uit Zutphen, dan begint die met een schone lei. Ik ben Marco Roelofs, die gast van die punkrockband. Dus veel mensen hebben dan meteen een beeld of idee van Marco Roelofs de programmeur. Nu gedij ik wel bij een beetje weerstand of frictie, ook toen ik het theater in stapte. Maar het maakt wel dat ik mijn onbevangenheid moet remmen, het beïnvloed hoe je dingen wilt doen als je daar jezelf bewust van bent. Ik moest dus wel echt even mijn plek vinden in de organisatie en de stad. Anderzijds, de Eindhovense mentaliteit ligt me wel. Niet lullen maar poetsen, gewoon hard werken. Horst is een half uurtje hiervandaan en ik kwam vroeger natuurlijk vaak genoeg hier voor shows. In die zin was de stap niet zo groot en onbekend. Ik pas hier wel, misschien beter dan in Amsterdam, hoewel ik daar ook graag gewoond heb. Eindhoven is bescheiden, maar wil graag. Dat past bij mij.”
Nu ben je dus Marco de programmeur geworden in plaats van Marco van de Heideroosjes, hoewel je dat ook nog steeds bent. En toch ben je ook weer muziek gaan maken met Stavast. Hoe staat het daarmee?
“Dat staat nu weer in de koelkast. Het is heel bevrijdend om dat te kunnen zeggen, we hebben namelijk een plaat gemaakt en een toer gedaan met Nederlandstalige rock. Dat was niet zo’n succes als ik gehoopt had, maar het was iets wat ik graag wilde doen. Die plaat wilde ik maken en het is deel van mijn proces, want na de toer kijk je elkaar aan en dacht ik van ‘oh nee, dit ken ik, nu moet er een nieuwe plaat komen!’. Maar nee, ik heb gezegd dat ik bel wanneer ik weer inspiratie heb. Vonden die jongens allemaal prima, want die hebben genoeg te doen en zo kon ik nu gewoon op de pauze knop drukken. Ik was uit de bobslee gestapt en ik kon gewoon aan de kant blijven staan. Dus als mijn tekstboek vol is, dan kunnen we weer wat gaan doen, maar niks moet en dat voelt goed.”
En toch, ik zag je op het podium staan met de eerste ‘Lemmy Lives’ show om ‘Iron Fist’ te zingen. Onvoorstelbaar dat die gast niet gewoon op het podium staat dacht ik toen, met de energie en passie die dat afstraalt.
“Hm… Ja, dat is een goede vraag. Volgens mij is het gewoon dat wanneer je heel veel van biefstuk houdt, en je eet een jaar lang biefstuk, dan kan je er nog steeds van houden. Maar een keer aardappelpuree is dan ook prima. Maar de volgende keer dat ik biefstuk eet, vind ik dat weer fucking lekker. Maar het is niet meer die bobslee die maar doorgaat, waar ik van heb moeten afkicken. Want daarom heb ik drugs gebruikt, ging ik obsessief sporten om die high maar te vinden. Je lichaam en psyche is geconditioneerd om die beleving te hebben, maar als je daar vanaf bent en die ervaring weer met mate tot je neemt, kan je er misschien nog wel veel intenser van genieten. Dat is het nu en dat maakt ook dit jubileum zo mooi en zo leuk. Ik heb zin in elke show en kan het gedoseerd tot me nemen, maar er zit ook een duidelijk eindpunt aan en dat geeft rust.”
“Ik waardeer het veel meer dat mensen voor ons komen, ik geniet van elke avond en zie hoe bijzonder het is. Als je van je 19de tot je 35ste meer dan 100 keer per jaar applaus krijgt, ga je denken dat dit normaal is en je daar recht op hebt. Dat is helemaal niet normaal, maar net als een verslaafde of een obsessieve sporter weet je niet beter tot het veranderd.”
Jij vindt het woord reünie een rotwoord omdat het doet denken aan bands die een keer gaan spelen om te cashen. Als we nou kijken naar het feit dat je wel gaat spelen, hoe doe je dat dan vanuit het hele punkethos en het oprechte, wanneer weet je dat je het om de goede redenen doet?
“Eigenlijk denk ik gewoon van ‘fuck you’. Denk je dat dit niet oprecht is, prima, have a nice life! Nou kan je al discussiëren hoe punk we eigenlijk waren, maar laten we het tegencultuur noemen. We werden al plots heel groot en door de jaren heen heb ik al een behoorlijke olifantshuid gekregen. Op het moment dat we dit wilden doen kwamen dus ook snel die gesprekken, konden we dit wel maken? Maar die knop gaat snel om. Ik ben 44, ik hoef aan niemand verantwoording af te leggen en doe het gewoon. Ik ben een zanger van een band, maar ook een programmeur die dagelijks mails krijgt van bands die een reünie willen doen. Daardoor ben ik me bewust van de discussie die dat oproept en logisch dat ik daar over na denk… Maar niet zo heel lang. “
“Voor ons was de vraag: hebben we hier zin in? Ja, dus doen we het en stappen we weer even in de bobslee. Maar ik weet hoe de rit gaat verlopen, en wanneer ik weer beneden sta. Het is een bevrijding en een feestje. Er is ook gewoon een gage, en als je dat niet wilt betalen, dan komen we niet. Zo was er al een festival, waar we supergraag wilden spelen, maar die wilden dat niet betalen. Ok, komen we niet. We hoeven het voor niemand anders te doen dan voor onszelf.”
Een groot deel van de Eindhoven Rockcity crew heeft wel eens in een rood T-shirtje van de Heideroosjes rondgelopen en dus heb ik nog wat aanvullende vragen opgehaald voor je.
“Oh jeej…”
De eerste: heb je nog ‘I’m Not Deaf’-shirts? Mijne past niet meer.
“Ja, die hebben we weer! Eigenlijk dachten we dat niemand die nog zou willen, maar die waren dus bij de eerste show gelijk op. Maar ze zijn bijgedrukt, ze zijn er weer en natuurlijk in het rood.”
De volgende, als je terugkijkt, heb je dan wel een spijt van sommige teksten?
“Nee. Wel zijn er nummers die ik nu zeker niet meer zou schrijven, zoals ‘Ze Smelten de Paashaas’. Toen ik dat schreef was ik 16 of 17 en vond ik dat super lachen. In die zin is elke tekst een markering in de tijd van mij als persoon. Daar zit je dan wel aan vast en tot in de eeuwigheid zullen wij ‘Sjonnie en Anita’ moeten spelen. Dat is niet het meest interessante nummer voor mijzelf, maar het is deel van onze geschiedenis.”
Denk je dat er na deze reeks shows met de Heideroosjes er inspiratie is voor een nieuwe theatershow of een tweede boek?
“Een nieuwe theatershow van mijzelf? Het zou kunnen, maar het kan niet met de baan die ik nu heb. Geen tijd voor vrees ik, tenzij ik minder ga werken en die luxe heb ik nu niet. Ik ben wel bezig met een boek, maar nou moet ik opletten wat ik zeg… Dat is in een vroeg stadium, dus daar hoor je te zijner tijd meer over. Ik heb er al gesprekken over gehad en zou eigenlijk al willen beginnen, maar met de Heideroosjes toer heb ik niet de ruimte. Ik heb gewoon een baan en het is soms lastig om daarnaast ruimte te vinden voor mijn creativiteit. Dat laat zich niet dwingen in een tijdschema, dus soms voel ik inspiratie maar zit ik in een Excel sheet.”
Wat vind je van de act ZALM?
“Ik ken het persoonlijk nog niet, maar Mike is geweldig. Ik moet die nog luisteren.”
Van een inwoner van Horst, waarom spelen de Heideroosjes nu niet in Horst?
“Dat heeft meerdere redenen, allereerst locatie. We zouden in de Mèrthal kunnen spelen, maar er is geen organisatie die dat opzet. Dan is er nog de soos, maar daar hebben we onze tijd wel in gehad. Vroeger vonden we dat we ook in Horst moeten spelen, maar nu laten we dat open, niks moet.”
Dan om af te sluiten, de wereld is enorm veranderd in 30 jaar tijd. Soms op negatieve manieren en er zijn minder bands die hard schoppen tegen de gevestigde orde. Als je dan zo’n jubileumtoer speelt, hoop je dan wel eens dat er mensen in het publiek geïnspireerd raken om zelf een bandje te starten?
“Tuurlijk, dat is het mooiste compliment wat je kan krijgen als artiest. Het grappige is dat ik de afgelopen jaren veel muzikanten ben tegengekomen die de Heideroosjes als eerste concert zagen of het rode shirt gedragen hebben. En ook uit diverse hoeken, van Spike van Di-Rect tot Bizzy van Yellow Claw en een gast die met Douwe Bob speelt. Ik maak mezelf dan wijs, dat de impact die mijn voorbeelden op mij hadden, dat ik die impact ook heb gehad op iemand. Als jouw leven net zo gevormd is door die eerste ervaringen, zoals dat het voor mij was, dan wow. Die momenten, dat zijn voor mij als kathedralen, dat zijn momenten die ik allemaal nog weet. Mijn eerste concert, de eerste keer dat ik Metallica hoorde. Ik weet nog waar ik was, hoe het er rook, op welke kruk ik zat… Als iemand dan zegt, dat zijn of haar eerste stagedive bij de Heideroosjes was, dan vind ik dat zo gaaf. Daar zit je impact.”
“Als ik nu jonge mensen bij onze show zie, dan weet ik dat je die nog kunt raken. Niks zo erg als van die uitgezakte mannen van boven de veertig die op de bank zitten te zeiken op alles. Van die cynische zakken die niks bijdragen aan het leven of de wereld om zich heen, flikker op. Ik kan daar niet tegen, de aarde is vol genoeg en de tijd die we hebben veel te beperkt voor dat soort bullshit. Mensen die iets willen, die een steen willen verleggen, dat verschil willen maken. Hoe klein dan ook. Als je jonge mensen dat zetje kunt geven, die kunt sturen in een juiste richting, zoals muziek bij mij heeft gedaan, dat is gaaf. Muziek kan dat doen, het verenigt ons, denkt niet in kleur en dat is het mooiste wat er is.”
Follow Us