Image Image Image Image Image Image Image Image Image Image

| 14 februari 2025

Scroll to top

Top

Pronto! – Uncle Acid & The Deadbeats in het Muziekgebouw

Pronto! – Uncle Acid & The Deadbeats in het Muziekgebouw
Maartje Kunnen

‘Pronto!’ Een man met hoed en snor neemt de hoorn van een telefoon met draaischijf op. Wie of wat hij aan de andere kant van de lijn hoort, weten we niet, maar zijn gejaagde manier van doen verraadt dat het niet veel goeds is. Op een groot scherm zien we de man verschillende keren voorbij komen. Soms heeft hij een mes in zijn hand. Voor het scherm staan de bandleden van Uncle Acid & The Deadbeats opgesteld. Door autopech spelen ze een dag later dan gepland in het Muziekgebouw. Tussen hen in staan bloedrode kaarsen en schemerlampjes, vier ouderwetse telefoontoestellen en een etalagepop die verdacht veel lijkt op de man op het scherm. Ze brengen vanavond hun laatste album ten gehore, een hommage aan de Italiaanse misdaadcinema uit de jaren zeventig.

Tekst: Maartje Kunnen | foto’s: Charlotte Grips

Giallo heet het genre films, waaruit we fragmenten zien, Italiaans voor geel, een verwijzing naar de gele kaft van de politieromans waarop ze gebaseerd zijn. Deep Red (Profundo Rosso), geschreven in bloederige letters, is de filmtitel die in beeld komt. Het album van de band heet Nell’Ora Blu, ook weer Italiaans voor ‘in het blauwe uur’. Daarmee zijn alle primaire kleuren vanavond de revue gepasseerd. Het blauwe uur is de wonderlijke schemerperiode tussen dag en nacht, waarin de lucht diepblauw kleurt, de schakel tussen licht en duister. In deze tijdspanne wordt alles wat overdag vertrouwd is, onherkenbaar vervormd. Het is grensgebied, een sluis naar een andere werkelijkheid.

Die telefoons met draaischijven markeren ook een grens tussen verschillende werkelijkheden. Je kunt niet zien wie er belt en alles lijkt mogelijk: een telefoontje uit een grijs verleden of de verre toekomst, van god of van gene zijde. Of met een filmacteur uit een oude thriller. Regelmatig neemt een van de muzikanten de telefoon op. Ze lijken ingespannen te luisteren. ‘Pronto!’ roept een Italiaanse vrouw met een weelderig kapsel op het scherm in een telefoonhoorn. Beelden en muziek vertellen een verhaal dat verontrust, maar waar we niet precies de vinger achter krijgen. Eerst wordt een symfonische omheining opgetrokken, waardoorheen een tergende zoem klinkt, die je door je hele lijf voelt. We horen een marstempo op de drums gecombineerd met zweverig gezang. Even later een akoestische gitaar met daaroverheen een rasp. In beeld verschijnt een adder.

De hoofdstukken in dit verhaal hebben alle een geheel eigen muziekstijl. Soms is het bijna muzak, maar dan wel met een zoem en een kraak. De toetseniste stapt over op de saxofoon. De muziek is eveneens in een grensgebied beland: het klinkt ergens tussen dissonant en consonant in. In beeld verschijnt een cassettedek. Een bombastische rockballad met tweestemmige zang vult nu de zaal, gevolgd door stevige dreunen en daarna iets rumba-achtigs, maar alles met iets ruizigs, grofkorreligs en dissonants. Voor mij blijven de muziek en de beelden echter losse fragmenten. In mijn hoofd wil het geen verhaal worden.

De besnorde acteur heeft inmiddels ook een grensgebied betreden. Hij bevindt zich tussen leven en dood, terwijl het bloed uit zijn wonden stroomt, veroorzaakt door meerdere messteken. Uit zijn evenbeeld op het podium druipen straaltjes rode vloeistof. Als de aftiteling in beeld verschijnt, lopen sommige mensen al de zaal uit (wellicht om een trein te halen). Zij missen een spectaculair einde, dat echter compleet los lijkt te staan van het voorgaande. Alle bandleden trekken bivakmutsen over hun hoofd en fabriceren noise alsof hun leven ervan afhangt. De zaal gaat los in een daverend applaus en geschreeuw. Na deze geluidsexplosie en gruwelijke moord, verlaat de band heel rustig het podium, terwijl uit de speakers een opgewekt ‘Bella ciao’ klinkt.