Treffen met Kovacs in de Effenaar: pleased to meet you
Het is een wat druilerige avond, de dag na de verkiezingen. Met mijn gedachten bij de in meerdere opzichten verpletterende verkiezingsuitslag, stap ik de Effenaar binnen, recht in de armen van Morpheus.
Tekst: Maartje Kunnen | Foto’s: Bram van Dal
Deze Morpheus is echter niet slaapverwekkend. In twee spotlights staat een jongeman met zwart achterovergekamd haar en een zwart pak te zingen met een hemelse, volle stem. Qua uiterlijk zou hij een rol in een maffiafilm kunnen spelen, maar zijn uitstraling is er een van kwetsbaarheid en oprechtheid. Begeleid door slechts een pianist, weet hij een intieme sfeer op te wekken, ondanks de grote zaal waar hij in staat. Het is jammer dat het publiek vrij luidruchtig roezemoest. Morpheus sluit af met het lied ‘Sunrise’: ook in de diepste duisternis breekt uiteindelijk de zon weer door, erg toepasselijk voor deze dag.
In de schilderkunst en literatuur wordt de term magisch realistisch gebruikt als de werkelijkheid wordt verbonden met een andere of hogere werkelijkheid, waardoor hallucinerende beelden of droomeffecten ontstaan. Denk aan schilderijen van Dalí. Meestal is die hogere werkelijkheid geen mooie rozengeur-en-maneschijn-wereld, maar iets duisters en huiveringwekkends. Iets dergelijks zien we hier gebeuren. In de alledaagse realiteit van dit Eindhovense poppodium bij avond zien we een zevenkoppige band met stemmige, zwarte kostuums zijn plaats op het podium innemen. Gewone mensen, niks aan het handje. En dan verschijnt ineens een wezen uit een andere wereld. Gladgeschoren hoofd, witgeschminkt gezicht met geisha-lippen, omfloerst door zwart voile. Een doorschijnende zwarte jurk, witte maillot en zwarte muilen maken het geheel af.
In oude verhalen kan de duivel moeiteloos de gedaante van een beeldschone jonge vrouw aannemen om even soepel over te schakelen naar die van een oude heks. Je krijgt het gevoel dat dit wezen dat ook kan. En dan die stem: hees, meeslepend en betoverend. Met ‘Bang bang’ heeft ze het publiek onmiddellijk in haar macht. ‘You were the one, but now I’m the one holding the gun, bang bang.’ Iets duivels heeft bezit van ons genomen. Misschien gaat het slecht met ons af lopen, maar we kunnen niet anders dan onze ziel verkopen. De verleiding is te groot. ‘My perfume covers my sins, it’s the oxygen that I’m breathing in,’ horen we tegen een achtergrond van onheilspellende soul.
Plotseling is de betovering verbroken en horen we de gewonemensenstem van Sharon Kovacs: ‘Wat ben ik hees.’ Er volgt een soort rochel. ‘Heel mijn stem is naar de tering. Ik heb met de verwarming aan geslapen,’ zegt de ‘duivelin’ met een zachte g. Het publiek, dat uit opvallend veel oudere mensen (40+) bestaat, lacht. Deze stijlbreuk biedt even wat ontspanning. Maar zodra de muziek speelt en Kovacs zingt (overigens is dat hese geluid prachtig), verandert de sfeer. Tijd bestaat niet meer. We zijn weer in die duistere, hogere werkelijkheid: ‘Skeletons and everything, on a blanket of sand, where the creatures had died, held my breath – oh what a stink.’ Tussen de liedjes door wordt het steeds persoonlijker. Kovacs vertelt ons dat ze soms moeite met het leven heeft (‘Dat herkennen jullie vast wel.’) en is gestopt met drank en drugs. Na een lied of zeven wordt aan de zaal de confronterende vraag gesteld die ondergetekende (in stilte dan) sinds 24 uur eveneens stelt bij het zien van mensen om zich heen: ‘Hebben jullie ook allemaal op Geert gestemd?’ In de zaal gaat gelach op. ‘Hij komt ook nog uit Venlo. Ik woonde vroeger in een dorpje daar vlakbij. Gelukkig ken ik hem niet. Hij werd gepest vroeger. Zielig hè?’ De zangeres zegt dat hij zich beter had kunnen bezighouden met iets creatiefs. Inderdaad. Over tot de kunst en cultuur dan maar weer. ‘Mijn mama is ook in de zaal,’ laat de zangeres weten om vervolgens het aangrijpende nummer ‘Mama’ ten gehore te brengen.
De band speelt strak en bij ‘Love parasite’ fluit de trompettist met zijn mond een wonderlijk wijsje. Dan is het weer tijd voor een intermezzo. De voile was al van het witte hoofd gehaald en nu volgt een striptease. Onder de tule jurk zitten een zwart corset en hotpants. Het lijkt of we een burlesque-show gaan krijgen, maar ook hier wordt de spanning ineens doorbroken. ‘Zal ik mijn broek nou uittrekken? Nee, ik hou hem gewoon aan.’ ‘Of trouwens… ik doe hem toch uit. Kijk, deze is van de Zara.’ In het Edith Piaf-achtige nummer ‘Fragile’ zet Kovacs een curieuze combinatie neer van een verleidelijke striptease-danseres met Sméagol-achtige bewegingen en een bij tijd en wijle waanzinnige gezichtsuitdrukking. Even later schitteren de trompettist en gitarist in een spetterende interactie. Tijd en plaats zijn in deze show futiliteiten. Dus wanen we ons eerst nog in een Frans nachtcafé uit de jaren 20, een paar nummers later zijn we met ‘Tutti Frutti’ in een Cubaanse dansgelegenheid beland. Er wordt enthousiast gedanst in het publiek.
‘Ja, dan is het nu tijd om de band voor te stellen.’ Ik weet niet of de band naar dit moment heeft uitgekeken. Onder begeleiding van schijt-, dildo- en piemelgrappen zet Kovacs de achtergrondzangeressen en muzikanten, die onderwijl lekkere funk spelen, ‘in het zonnetje’. Als toegift krijgen we ‘Child of sin’ (ze heeft dan haar broek met veel gehannes weer aangekregen), maar dan is het echt afgelopen. Kovacs loopt even weg om terug te komen met een zelfgeknutseld bord met daarop de tekst ‘All merch is handmade and one of a kind’. En ‘one of kind’ is zijzelf eveneens en het optreden ook. De voltallige band komt naar voren om twee keer een zwierige Land van Ooit-buiging te maken en verdwijnt dan in de coulissen. Een heel bijzondere, tintelende, afgeronde show. Alles paste in elkaar en had de goede balans tussen zwaar en licht: het voorprogramma Morpheus, het theater, de jazz, de soul, de latin, de ontboezemingen, de flauwe grapjes, de geweldige muzikanten en de oorstrelende zang. De perfecte avond voor de dag na een verpletterende verkiezingsuitslag.
Follow Us